De literatuur staat vol met analyses en onderzoeken naar manieren om het begin van dementie te voorspellen. Hier zijn twee recente voorbeelden.
In JAMA Neurology prijst een Zweeds team de bijdrage van beeldvorming van de hersenen (tau PET-scan) bij het voorspellen van de ontwikkeling van dementie bij proefpersonen in het stadium van milde cognitieve achteruitgang.
In Nature Mental Health prijst een team uit Londen de verdiensten van een functionele MRI-analyse van de hersenen van het netwerk dat bestaat uit gebieden die specifiek betrokken zijn bij cognitieve functies.
Dit alles is ongetwijfeld zeer interessant, maar het is jammer dat het niet hand in hand gaat met therapeutische successen die een echte klinische impact hebben.
Tot op heden kan slechts één antimyloïde antilichaam bogen op een statistisch significant resultaat in termen van cognitieve achteruitgang, maar het moet gezegd worden dat het effect zeer bescheiden is en gepaard gaat met aanzienlijke bijwerkingen. Bovendien is de klinische impact van het gerapporteerde verschil (minimaal klinisch belangrijk verschil) verre van unaniem.
Misschien morgen?