<b>Onderzoekers van de KUL en de RUG </b>bevestigen in een artikel in <b>Scientific Reports </b>de juistheid van dit oude gezegde. Op basis van gegevens die zijn verzameld met actigrafen die 233 gezonde proefpersonen van 55 jaar en ouder (gemiddelde leeftijd 68 ± 8 jaar) gedurende 7 dagen om hun pols hebben gedragen, hebben de onderzoekers de <b>verdeling over 24 uur </b>geëvalueerd van de tijd die werd besteed aan <b>slapen</b>, <b>een zittende levensstijl </b>en lichte tot matige tot intensieve <b>fysieke activiteiten</b>. Vervolgens hebben ze onderzocht of er een verband bestaat tussen deze verschillende tijdsbestedingen en <b>cognitieve functies </b>(kortetermijn- en langetermijngeheugen, uitvoerende functies en snelheid van informatieverwerking). De resultaten wijzen niet op een significante interactie tussen fysieke activiteiten en het langetermijngeheugen en de snelheid van informatieverwerking, maar tonen aan dat fysieke activiteiten positief gecorreleerd zijn met <b>het kortetermijngeheugen </b>(<i>Waar zijn mijn sleutels/mijn telefoon? Wat kwam ik ook alweer in deze kamer doen? Wat zei ik ook alweer?) </i>en de <b>uitvoerende functie </b>(<i>Wat moet/zou ik doen? Hoe ga ik me organiseren? Gaat me dat wel lukken?) </i>die zeer vaak voorkomen. Beter nog, theoretische wiskundige bewerkingen van de gegevens tonen aan dat hoe hoger de intensiteit en/of duur van de fysieke activiteiten, hoe beter de resultaten. Het ontwerp van de studie laat niet toe om te spreken van een causaal verband maar het lijkt in ieder geval belangrijk te zijn om<b> tijd te besteden </b>aan fysieke activiteiten van matige tot zware intensiteit voor bepaalde specifieke cognitieve domeinen. Alle details vindt u in <a href="https://www.nature.com/articles/s41598-025-22541-x" target="_blank" rel="noopener">het artikel, dat volledig gratis en vrij toegankelijk is</a>.